De tilduivensport
Het is in zijn algemeenheid de interesse in dieren. Je zal vaak zien dat degene die tilduiven houdt ook andere dieren in huis heeft.
Het is een hobby die ook spanning oplevert; niets is spannend wanneer er een “vreemde duif” op het punt staat het hok in te gaan en de duif is gevangen.
Wat houdt de tilduivensport in?
Het volgens de regels van de sport vangen van elkaars duiven. Deze regels zijn: Het op een sportieve manier vangen van elkaars duiven d.w.z. de duiven hun “werk” laten doen en geen verboden vangmiddelen gebruiken.
Hoe wordt deze sport bedreven?
De sport is gebaseerd op de paringsdrift van de duiven. Een doffer (mannelijke duif) probeert een duivin (vrouwelijke duif) naar zijn hok te lokken. Dit gebeurt in de lucht door middel van “luchtwerk” de doffer leidt de duif naar zijn hok, als de duif niet bij de doffer neerstrijkt zal de doffer alles doen om dit te bereiken; hij vliegt weer weg en probeert het opnieuw. Hierbij is de hok vastheid van de duivin en de doffer dus van belang. Als de duivin of doffer de aantrekkingskracht van resp. de duivin of doffer niet kan weerstaan strijkt zij/hij neer bij het andere hok. Vervolgens zal de duivin of doffer proberen om hem/haar naar zijn hok te lokken door middel van hok werk, dit is het in_ en uitlopen van het hok. Kan de doffer of duivin dit niet weerstaan dan zal hij/zij in het hok gaan en is de duif gevangen.
Wat gebeurt er met de gevangen duiven?
Deze duiven worden soms weer teruggegeven aan degene waarvan de duif is gevangen, of de duivenhouder “trekt de duif zelf open” d.w.z hij laat de duif zelf vliegen. U kunt zich voorstellen dat de duivenhouder die veel duiven vangt deze duiven niet altijd kan houden; hij heeft niet genoeg hokken om alle duiven te plaatsen.
De duivenhouder heeft dan o.a. de volgende opties:
- De duif kan aan een bevriende duivenhouder gegeven worden.
- De duif kan weer los gelaten worden in een andere wijk / stad.
- De duif kan verkocht worden aan een duivenhandelaar ook wel “duivenwinkel” genoemd.
Een overzicht van duivenwinkels in Den Haag en omgeving kan je hier vinden.
Duiventermen
Aanroepen: Met een “Hu-geluid” je duivinnen aanroepen. Het geluid dat je maakt lijkt wel een beetje op het huilen/balken van een doffer.
Afplakken: De pennen van één vleugel met plakband/tape vastplakken, zodat de duif niet of slechts een heel klein stukje kan vliegen. Wordt meestal gebruikt om een duif aan de omgeving te laten wennen.
Afslaan: Gaan vliegen.
Afstoppen: Met een werkduif proberen een overvliegende doffer op het dak te krijgen.
Bijstrijker: Een duivin/doffer die bij een andere til gaat zitten, een doffer/duif het hof probeert te maken en dan naar huis gaat in de hoop dat de andere duif met haar/hem meekomt. Hoewel een echte bijstrijker bijna niet te vangen is wordt algemeen gezegd, dat een duif die bijstrijkt er ook in kan.
Boel: Til / hokken / ren
Bonenpot: Een bak bestaande uit twee compartimenten één voor voer- en één voor water.
Bovenlicht: Een klapraampje in de kiosk, dat meestal gelijk ligt aan de bovenkant van de ren.
Bovenschuif: Een schuif in de bovenkant van de ren.
Broodliefhebber: Een duivenhouder, die alleen duiven heeft om het vangen. Het lijkt wel of hij zijn brood met zijn vangst moet verdienen.
Buitensluiter: Een doffer, meestal een die nauwelijks vliegt, buitenzetten met alle schuiven dicht en er zelf niet bij blijven.
Buitenzitter: Een doffer buiten zetten en er zelf niet bij blijven.
Dakkenschijter: Een duif die weinig vliegt en zeer lang op het dak blijft zitten alvorens binnen te komen.
De krammen uit de ren slaan: Een springer die heel hard kleppert in de ren en erg actief is.
Donkerhokken: Hokken voor de doffers.
Doodparen: Een stel lang bij elkaar laten en daarna één van beide laten vliegen. Is daardoor nogal duf en niet door anderen te vangen.
Douwer: Met werkduiven andermans doffers proberen te vangen.
Draaien: Al koerend ronddraaien van een doffer.
Drijfren: Een ren die gelijk ligt aan het dak in plaats van de voorgeschreven halve meter van het dak af. Hierdoor wordt het vangen van een duif een koud kunstje, deze loopt niets vermoedend de ren binnen. Een eveneens niet toegestane variatie hierop is de hier boven genoemde halve meter te overbruggen met een schuine plank.
Duif op de man: Een duivin, die niet geïnteresseerd is in een doffer maar alleen reageert op haar baas.
Een duif meegeven: Een duivin in de lucht zetten bij een doffer.
Een doffer erbij trekken: Bij een (eigen) duivin een doffer laten vliegen.
Een doffer opentrekken: Een doffer uitlaten. Doordat de doffers in hokken met schuifjes zitten die door middel van touwtjes opengetrokken worden, wordt van opentrekken gesproken.
Een stem als een klok: Doffer die met zijn gekoer bijna alle duivinnen het hoofd op hol jaagt.
Eén tussen de palen hebben: Er één gevangen hebben.
Eierschijter: Een duivin, die het hele broedseizoen bijna elke veertien dagen eieren legt en dat vaak zonder dat zij contact met een doffer heeft gehad.
Er aan trekken: Een doffer die zijn uiterste best doet een andere duif mee naar huis te nemen.
Erin springen: Een duif die in een andere til naar binnen springt.
Gaander: Een duif die ver en lang vliegt.
Gaan liggen: Een duivin die de paringshouding aanneemt.
Gearmd laten vliegen: Duiven als stel laten vliegen. Hiermee voorkom je dat een ander de kans krijgt deze duiven te vangen.
Geschoven: Een duif gevangen.
Goede vrienden vliegen: Een afspraak tussen twee duivenmelkers om geen duiven van elkaar te vangen.
Grijpen/insnijden: Een doffer laat zich in de lucht als het ware vallen op een aan hem meegegeven duif.
Hij heeft er één in gedouwd: Andermans duif achter een eigen duif vangen.
Hij ligt in de spinazie: Hij houdt duiven in de tuin.
Hij ligt op het grind: Hij ligt met een til op een plat grind dak.
Hij ligt uit de nok: Hij ligt met een til uit de nok van een schuin pannendak
Hij/zij neemt elke duif/doffer aan: Hij/zij gaat voor elke duivin/doffer in het hok huilen/balken.
Hokwerk: Een doffer, die zijn best doet om een duivin in zijn hok te krijgen en zich daarmee geregeld even in de ren laat zien om daarna weer direct zijn hok in te gaan.
Huilen/balken: Een doffer, die in het hok gaat liggen roepen om daarmee een duivin in zijn hok te krijgen.
Jongen laten scharrelen: Jonge duiven rond de til laten lopen om te wennen.
Jongen ophokken: Jonge duiven die van jongs af aan in een koppel bij elkaar hebben gezeten in aparte hokken zetten.
Kleurziek: Een duif die alleen reageert op een bepaalde kleur.
Kwade vrienden vliegen: Het vangen van een andermans duiven. Hierbij hoeft men geen ruzie met elkaar te hebben, maar kan er gewoon onderling contact zijn.
Laten aanlopen: Een duivin en doffer bij elkaar zetten en laten paren.
Lichthokken: In principe hokken voor de duivinnen.
Loskomen: Een stramme duif, die steeds verder gaat vliegen.
Lucht op plat: Een duif die zonder het dak aan te raken vanuit de lucht in een keer op het plat van de til landt.
Misgeschoven: Een duif van een ander die al in de ren zit, schrikt van het bewegen van de schuif en vliegt er weer uit.
Nepschuifje: Een schuifje van ijzerdraad, dat voor het schuifje van een donkerhok is geplaatst, zodat de doffer van dat hok wel gezien kan worden, maar er niet uit kan.
Op de staart hangen: Een duif die in de lucht zeer fanatiek achter een andere duif vliegt.
Op een zaadje lopen: Een duivin, zodanig afgericht, dat ze direct binnenkomt wanneer er met een busje met snoepzaad wordt gerammeld.
Op een zaadje vangen: Een onbekende duif, die reeds enige tijd (soms dagen) in de buurt rondvliegt, vangen op voer.
Redden: Bij je duif die bij een andere til dreigt te gaan zitten gauw de doffer/duif erbij laten waarop jouw duif gepaard is.
Rijen/rijstaart: Een duif die uit zijn/haar hok wil en telkens in het hok omhoog springt. Hierdoor gaan de staartpennen afbreken en dan wordt gesproken van een rijstaart.
Schiethok: Een leeg donkerhok waarin je een binnengekomen duivin kan laten wegschieten.
Schoonrijder: Een duif die heel lang achter elkaar vliegt en zich van geen enkele andere duif iets aantrekt. Is niet te vangen, maar je zult er zelf ook niet gauw een andere duif achter vangen.
Spaarpot: Een opening in de bovenkant van de ren, waar wel een duif door naar binnen kan maar niet naar buiten. De grootte van deze opening wordt geregeld met de boevenschuif, maar kan ook een apart klapje zijn.
Spitten: Een duif die de lekkerste zaden uit de voerpot zoekt en daarmee het meeste voer uit de pot gooit.
Springer: Een doffer die in de ren wordt gezet en heen en weer vliegend duiven probeert te lokken.
Springplankjes: Plankjes in de ren waar een springer (luid klepperend) naartoe kan vliegen.
Strijken: Gaan zitten, landen.
Struik andijvie: Een duif die niet kan vliegen en gebruikt wordt om voor de til te gooien om een doffer te vangen.
Tillenwipper: Een duif met weinig karakter, die gemakkelijk met een andere duif meegaat naar een andere til.
Uitwennen: Een nieuwe duif voor het eerst uitlaten.
Voormaken: Een duif die bewust voor een andere duif de ren in gaat om hem/ haar mee te krijgen.
Wegkomen: Andermans duif, die achter een doffer of duif van je bij je til is komen zitten wordt niet gevangen maar vliegt weer weg.
Wegpakken: Het pakken van andermans duif van de til in plaats van deze op de normale wijze te vangen.
Wegschieten: Een duivin bij een doffer of in een schiethok laten. Dit gebeurt meestal met snelheid vandaar dat er van wegschieten wordt gesproken.
Wegvallen: Bij een andere til gaan zitten.
Werkduif: Een niet vliegende duivin die voor de schuif op het grind kan worden gezet om daarmee een doffer te kunnen vangen.
Wieken: Een duif in de hand vasthouden maar de vleugels loslaten. Door de vliegbewegingen die de duif maakt en andere duif proberen te lokken.
Zakschuif / trekschuif: Een schuif die de ren afsluit, waneer deze naar beneden/omhoog gaat.
Zich laten zien / zich tonen: Heel erg mooi met opgeblazen krop vliegen.
Zijn werk doen: Een duif die probeert een andere duif mee naar huis te nemen.
Zwemmer: Een duif die met korte wat vreemde bewegingen vliegt.